De Sint-Jorisstraat is een van die vele Bossche straten, waar een rijk historisch verleden voor het opscheppen ligt. De straat dankt haar naam aan de Sint-Joriskapel. Deze kapel heeft vanaf de middeleeuwen op de hoek Sint-Jorisstraat en Keizerstraat gestaan. De stichtingsdatum van de Sint-Joriskapel is niet bekend. Wel is zeker dat zij in 1411 al bestond. Vanaf dat jaar werd namelijk een dagelijkse mis gelezen voor het zielenheil van Amitius van Amersfort en zijn vrouw Bela. De kapel werd gebouwd door het gilde van de Oude Voetboog, het oudste en belangrijkste schuttersgilde van de stad, dat Sint-Joris als patroonheilige had. In 1739 verkocht de Oude Voetboog de kapel. In de daarop volgende eeuwen verdwenen er geleidelijk steeds meer onderdelen van. In 1906 en 1964 werden de laatste resten gesloopt om te worden vervangen door woon- en pakhuizen. BrandspuithuisjeTussen de nummers 5 en 7 van de Sint-Jorisstraat bevindt zich een negentiende-eeuws brandspuithuisje. De gevel vermeldt de tekst spuithuis 6. Dit pand was een van de spuithuisjes, die vanaf 1688 gebouwd werden ten behoeve van de brandweer. Het ligt boven de Binnendieze (hier ter plaatse Verwersstroom geheten) die de Sint-Jorisstraat kruist, aan het zicht onttrokken door een stenen overwelving. Twee spuithuisjes zijn bewaard gebleven. Het andere, overgebleven spuithuisje staat aan het Sint-Geertruikerkhof nummer 4.SmederijDe Sint-Jorisstraat telt ettelijke rijks- en gemeentelijke monumenten. Het pand ‘De Vier Brutusjagers’ op nummer 9 is een gemeentelijk monument. Het voorhuis dateert uit de 18e eeuw, terwijl het achterhuis van rond 1430 is. Tussen de nummers 9 en 11 bevindt zich een open steegje dat door een poort is afgesloten, die in de gevel van het pand Sint-Jorisstraat 9 is opgenomen. De voorgevel van het huis is minder breed dan het lijkt. Boven het poortje is een raamuitsparing te zien, maar dit is een fopraam. Er zit, buiten het steegje, niets achter. Het achterhuis is een van de oudste, nog intact zijnde stenen huizen van ’s-Hertogenbosch, er is nooit iets aan verbouwd. Achter de traliepoort onder het bord smederij loopt de open steeg met een lengte van 40 meter naar de twaalf meter hoge achterbouw, die aan drie zijden helemaal vrijstaat. Sinds 1790 is in dit achterhuis een smidse gevestigd geweest. Eigenaar en laatste stadsmid, Ad van de Wiel, overleed januari 2017. De smederij rijst hoog op tussen de achtererven van de Sint-Jorisstraat, vanaf het Kruisbroedersstraatje is ze goed te zien. Boven de smederij zitten drie zolders en een vliering, die met een treklift te bereiken zijn. Opvallend aan de buitenkant van het gebouw is het ontbreken van een dakgoot. Tussen 1464 en 1789 diende het gehele achterhuis als gasthuis voor zeven oudere mannen. Gesticht door Gijsbert van den Broeck, droeg het al die eeuwen zijn naam.RefugiehuizenDe Sint-Jorisstraat heeft enkele refugiehuizen gekend. Een refugiehuis was een plaats waar kloosterlingen van buiten ’s-Hertogenbosch in roerige perioden een veilig toevluchtsoord hadden. Vooral tijdens de Gelderse Oorlogen (ca. 1500-1543) werden deze refugiehuizen gebouwd. De naam komt van het Franse woord refugé, dat vluchteling betekent. Op de hoek Sint-Jorisstraat en Spinhuiswal staat het refugiehuis van de Abdij van Sint-Geertrui (augustijnen) uit Leuven. Gebouwd door abt Petrus Was in het begin van de 16e eeuw. Omdat een buitenlandse abdij eigenaar was kon het refugiehuis, na de verovering van de stad in 1629 door Frederik Hendrik, niet geconfisqueerd worden. In 1767 werd het gebouw verkocht.De abdij van Berne bij Heusden (norbertijnen of witheren) heeft vanaf 1506 een refugiehuis gehad op de huidige nummers 30, 32 en 34, naast de Sint-Joriskapel. Na de verwoesting van hun abdij in 1579 trekken de kloosterlingen naar hun refugiehuis. In 1623 worden de gebouwen verkocht. De kartuizers uit Vught betrekken in 1591 hun refugiehuis in de Sint-Jorisstraat, op het tegenwoordige nummer 25. In 1629 vertrekken de kartuizers naar Antwerpen. Begin 20ste eeuw komen de zusters van Ronsse er te wonen en wordt de naam Huize Sint-Jan Baptist. In 1981 wordt het complex verbouwd tot 41 appartementen (genummerd 25 t/m 105). Pand nummer 13, op de hoek van het Kruisbroedersstraatje, herbergde ooit een refugiehuis. Het komt rond 1588 in bezit van klooster Catharinaberg (franciscanessen) te Oisterwijk. Vanaf 1609 staat het leeg, in 1624 komt het in handen van de karmelietessen. SluipkerkTussen Sint-Jorisstraat 14 en 16 ligt een onbenoemd steegje. In dit steegje is een dubbele poort aangebracht, die deel uitmaakt van de gevel van pand nummer 16. Na drie meter wordt het afgesloten met een ijzeren hekwerk. Het is over een lengte van tien meter overbouwd; daarachter ligt een binnenplaats. Vervolgens komt er een doorgang van een huis met daarachter een open terrein aan een tak van de Binnendieze (Korte Vughterstroom) en tevens de grote, glazen achterzijde van het Stadskantoor. Het huis waarin het steegje zich bevindt, had vroeger de naam ‘Den Roeland’. Het steegje behoort tot het middeleeuwse stratenpatroon. Vóór 1939 ontsloot het werkplaatsen, pakhuizen en een aantal kleine woningen. In 1939 vond hier een grote instorting van een woning plaats. In pand nummer 14 vestigden zich later de drukkerij en kantoren van de Katholieke Illustratie. Via het pand op nummer 12 kon men in de 17e eeuw een achterliggende sluipkerk bereiken met de devote naam ‘Bidplaats der Zeven Weeën’. Die schuilkerk was ook bereikbaar vanuit het pand aan de Vughterstraat met nummer 54.Links van de dubbele poort aan de Sint-Jorisstraat 14 en 16 is een gevelsteentje aangebracht met een tekst van Domien van Gent: ‘Gaoi mar rechtdeur’. Deze Domien van Gent was in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw een promotor van Brabantse kunst en pleitbezorger van het Bossche dialect. In een muur van een pand aan het onbenoemde steegje bevindt zich, naast een plaquette met Sint-Joris en de draak, nog een tekst van hem: ‘Wč denkte’. GasthuisIn 1439 werd het Loijers- of Kuijstensgasthuis opgericht door Willem Loyer en zijn vrouw. In het gasthuis werden vijf oude mannen en verpleegd door een dienstmeid. Aanvankelijk was het gevestigd in de Uilenburg. In 1614 werd het overgeplaatst naar de Tolbrugstraat en in 1809 ondergebracht in de Sint-Jorisstraat, op het huidige nummer 72. Volgens het reglement zouden de vijf behoeftige mannen en de dienstmeid ‘jaarlijks 40 broden en wekelijks een braspenning bekomen, daarenboven elk een kan bier ’s daags en allen gezamenlijk jaarlijks een half varken’. De oude mannen moesten zelf ‘een behoorlijk bed en 12 pond fijn tin’ inbrengen. Begin 20ste eeuw werden er twaalf oude mannen in het gasthuis verzorgd. Zo kwam het imposante gebouw aan zijn populaire benaming ‘De Twaalf Apostelen’. In 1978 werd het grote complex grondig gerestaureerd, sinds 1984 is het pand een rijksmonument.Stedelijk verbeterhuisBij het Franse beleg van de stad in 1794, onder aanvoering van generaal Jean-Charles Pichegru, werd een aantal woningen aan de Sint-Jorisstraat verwoest. In 1804 werd op de plek van de vernielde huizen een huis van bewaring gebouwd, bedoeld als ‘stedelijk verbeterhuis’ (Sint-Jorisstraat 125). Het ontwerp was van de Bossche stadtimmerman J. Verhellouw; de later daaraan toegevoegde gevangenisvleugels werden ontworpen door Willem Metzelaar. In 1813 werd het pand herbestemd tot ‘Depot de mendicité’ (opvanghuis voor zwervers).Penitentiaire inrichtingHet in 1821 landelijk ingevoerde gevangenenstelsel leidde binnen twintig jaar tot enkele massale tuchthuizen. Ook in ’s-Hertogenbosch. De gevangenen sliepen in hangmatten in grote zalen, (eenzame) opsluiting in een cel vond pas later plaats. Tijdens de Belgische Opstand in 1830 deed het korte tijd dienst als militaire kazerne. Het grote complex aan de Sint-Jorisstraat 125 heeft gefungeerd als tuchthuis (‘spinhuisplaats’), Huis van Arrest en Justitie, Huis van Reclusie en Tuchtiging, Huis van Burgerlijke en Militaire Verzekering en Bewaring. Vanaf 1872 werd het tevens als strafgevangenis voor vrouwen ingericht. De Bossche vrouwengevangenis werd in 1886 al weer gesloten. Ruim dertig vrouwelijke gevangenen werden vanuit de stad overgebracht naar Gorcum. Begin twintigste eeuw was er een afdeling Bijzondere Strafgevangenis, waar lijders aan gevangenispsychose werden ondergebracht. De officiële naam van het gevangeniscomplex is Penitentiaire Inrichting De Leuvense Poort. De naam Leuvense Poort verwijst naar een oude gevangenpoort die aan het begin van de Hinthamerstraat heeft gestaan, van de dertiende tot de negentiende eeuw. De laatste jaren was het uitsluitend een Huis van Bewaring voor maximaal 220 gedetineerden. Op 15 december 2007 werd het voorgoed gesloten.Paleis van JustitieHet voormalige Paleis van Justitie bestaat uit twee rechthoekige vleugels die V-vormig ten opzichte van elkaar geplaatst zijn. De hoofdgevel bevindt zich aan de Spinhuiswal en een tweede deel aan de Sint-Jorisstraat op nummer 129. De klassieke opbouw van de gevel met onderbouw, hoge verticale vensters, cordonbanden en een terra cotta kroonlijst, heeft zowel neoklassieke als art deco stijlkenmerken. Het complex is in 1912 door de Rijksgebouwendienst opgezet. Sinds 2004 staat het geregistreerd als rijksmonument. | 33 |
Bronnen | |
• | Bossche encyclopedie |
• | Ed Hupkens, Bossche straten en stegen. De historische binnenstad in 180 doorkijkjes (2012) |
• | J.A.M. Roelands, Straat in Straat uit (1984) |